Hoe veranderde een grote, koude en dunbevolkte steppe in het dichtbevolkte Nederland van nu waarin elke vierkante meter een functie heeft? Op de Atlas Leefomgeving staat bij het nieuwe thema Eropuit een GIF die je in een halve minuut meeneemt door 12.000 jaar landschapsgeschiedenis. Ga mee op tijdreis door ons landschap en zie hoe de mens het landschap steeds meer naar zijn hand zette.
We staan er misschien niet vaak bij stil, maar ons landschap verandert voortdurend. Op de grond waar wij nu lopen, stoof ooit zand over een koude poolwoestijn, stroomden rivieren tussen meren en moerassen, lagen uitgestrekte oerbossen of golfde de zee.
Wat in het Holoceen, ons huidige geologische tijdvak, anders is dan in het vorige tijdvak, het Pleistoceen, is dat we in dit tijdperk ons landschap verregaand zijn gaan beïnvloeden. Een GIF op Atlas Leefomgeving laat dit zien en voert ons langs 12.000 jaar landschapsgeschiedenis in een halve minuut. Bekijk hoe Nederland onherkenbaar is veranderd door de stijging van de zeespiegel, de toevoer van zand en klei uit de zee, de grote rivieren en de groei van veen. En vooral: de steeds sterker wordende invloed van de mens. Bekijk de GIF door op het plaatje rechts te klikken.
De GIF op de Atlas is een vereenvoudigde versie van de kaarten uit het werk Atlas in het Holoceen. Landschap en bewoning van de laatste ijstijd tot nu, samengesteld door TNO, Deltares en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Hier gingen 10.000 boringen en zeer veel aanvullend onderzoek aan vooraf, onder andere naar de vorming en ouderdom van bodemlagen. De eerste druk verscheen in 2011, de laatste druk in 2018. Wil je het verhaal achter de kaarten weten? Lees dan vooral verder en maak een reis door de tijd.
9000-5500 v. Christus: begin Holoceen en ontstaan Nederlandse kust
Het Holoceen is een geologische tijdvak van 11.700 jaar geleden tot nu. Aan het relatief warme Holoceen ging een ijstijd vooraf die meer dan 100.000 jaar duurde. Nederland was een koude dunbevolkte steppe die zich tot ver in de Noordzee uitstrekte.
Met de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen steeg de temperatuur snel. Toch stond de zeespiegel nog altijd tientallen meters onder het huidige niveau, omdat in de smeltende ijskappen veel water was opgeslagen. De huidige Noordzee was voor een groot deel land. Op de kaart 9.000 voor Christus zien we dat Nederland een zandgebied was met een aantal stuwwallen uit het Pleistoceen. Dankzij vondsten als harpoenenwerktuigen weten we dat jagers en verzamelaars dit gebied bewoonden. Maar hun invloed op de natuur was beperkt.
Op de kaart 5500 voor Christus zien we dat de snelle zeespiegelstijging tussen 9000 en 5500 grote gevolgen had. Zo werd Engeland rond 7000 voor Christus een eiland en kwam Nederland 500 jaar later aan zee te liggen. De zandtoevoer hield de stijging van de zeespiegel niet bij. Hierdoor veranderden de laaggelegen Pleistocene dalen en zandgebieden in grote getijdenbekkens: ondiepe delen van de zee door strandwallen van de open zee afgeschermd. Ook de grondwaterstand steeg. Afgestorven plantenresten raakten onder water en werden niet meer afgebroken. Hierdoor ontstonden vanaf 7000 voor Christus uitgestrekte veengebieden langs de kust.
In de hogere delen van Nederland veranderde er weinig. Wel onderging de begroeiing van het landschap een ingrijpende metamorfose. De open steppe met stuifzanden veranderde in een gemengd loofbos met eiken en lindes. Jagers en verzamelaars bewoonden dit tijdperk. Hun enige ingreep op het landschap was dat ze dennen en berken kapten om er houtteer van te maken als kleefstof voor jachtpijlen.
5500-2750 v. Christus: het veen breidt uit en de kustlijn sluit zich
Rond 3850 hield Nederland op met krimpen. De zeespiegel steeg nog wel, maar door afzetting van zand en klei hoogde het vasteland ongeveer even snel op. Vanaf 3500 voor Christus ontstonden er langs de hele westkust rijen strandwallen met lage duinen. De duintjes bij Ypenburg en Schipluiden bij Delft zijn de oudst bewaard gebleven kustduinen uit het Holoceen.
Op de kaart van 3850 voor Christus zie je dat zowel in hoog- als in laag-Nederland uitgestrekste veengebieden ontstonden. Dit kwam door een stijging van het grondwater. Ook kon het water slechter afgevoerd worden. Daardoor ontstond een vicieuze cirkel: meer veen leidde tot een slechte afwatering en weer tot meer veen.
Tussen 3500 en 2500 nam de zeespiegelstijging nog verder af. Dit kwam doordat de ijskappen van Noord-Amerika en Noord-Europa nu vrijwel geheel waren afgesmolten. Door de aanvoering van veel zand en klei sloot de kustlijn van West-Nederland zich. De kustlijn zag er niet meer uit als één groot waddenlandschap. De kustlijn in Noord-Nederland bleef wel open. Een van de oorzaken was dat er door de windrichting minder klei en zand werd aangevoerd. In tegenstelling tot Noord-Nederland kon in 2750 voor Christus de kustlijn van West-Nederland vrijwel geheel sluiten en verdwenen de waddengebieden daar.
De getijdenbekkens waren nu afgesloten van de zee. Achter de gesloten kustlijn ontstonden nieuwe veengebieden. Riet ging groeien in het zoet geworden water, bezonk en werd rietveen. Deze veengebieden breidden zich landinwaarts uit. Zo kleurt het het hele westelijke deel van Nederland in 2750 voor Christus bruin.
De mensen in dit gebied jaagden nog als vanouds. Maar rond 5300 voor Christus kwamen in Zuid-Limburg in het vruchtbare lössgebied de eerste landbouwers. Zij behoorden tot de bandkeramische cultuur, de oudste boerencultuur in Europa. Na 5000 voor Christus bedreven ook mensen van de Swifterbandcultuur op kleine schaal akkerbouw in het kustgebied. Zij hielden vee en verbouwden gerst en tarwe op lage oeverwallen.
In de elf eeuwen daarna van 3850 tot 2750 voor Christus bewoonden boerengemeenschappen ons land. Zij grepen op de zandgronden van Zuid- en Oost-Nederland duidelijk in op ons landschap. Zo kapten ze delen van de oerbossen om boerderijen te bouwen en om als brandstof te gebruiken. Nu nog kunnen we de erfenis van deze boeren zien: de grafheuvels. Daarin begroeven de boeren hun doden, waarna ze er een kunstmatige heuvel overheen wierpen.
1500-500 voor Christus: Nederland raakt overveend en eerste terpen
Op de kaart van 1500 voor Christus zie je het duidelijk: Nederland raakte overveend. De zeespiegel steeg nog steeds, maar minder hard. De aanvoer van klei en zand bleef doorgaan. Strandwallen hoogde op en de veenvorming erachter ontwikkelde zich verder. Rond 1500 voor Christus was half Nederland met veen bedekt.
Mensen uit deze tijd trokken zich hier niet zoveel van aan. Waar het maar kon, vond bewoning plaats. Zo werden het West-Friese kwelderlandschap en het midden-Nederlandse rivierengebied intensief bewoond. Boerenbedrijven kwamen dichter bij elkaar te staan. De bewoners van deze boerennederzettingen grepen steeds meer in op het landschap. Ze kapten op grote schaal bomen om plaats te maken voor akker- en weidegebieden. Aan jagen deden ze niet meer.
Nederland ziet er in 500 voor Christus niet veel anders uit dan 1000 jaar eerder. Wel is het West-Friese zeegat dichtgeslibt. Het veengebied was nog meer gegroeid en besloeg nu meer dan de helft van het Nederlands grondgebied.
De boeren in het noordelijke waddengebied vonden een slimme oplossing om zich te beschermen tegen stormvloeden. Van opgestapelde kleizoden en plaggen (gras- en heidezoden) bouwden ze heuvels: de eerste terpen en wierden. Zo ontstond een uitgestrekt terpenlandschap. In Friesland zijn nog sporen van de terp van Hegebeintum te zien. Deze omvatte 9,5 hectare en was de hoogste terp van Nederland en Duitsland.
Op de zandgronden van Zuid- en Noord-Nederland gingen boeren in 300 voor Christus celfic fields (raatakkers) aanleggen: rechthoekige tot vierkanten perceeltjes, omgeven door lage wallen. Steeds meer grond was nodig. Daardoor verdwenen de laatste restjes oerbos en rukte de heide verder op.
100-800 na Chr: invasie van zee en Romeinen en Romeinse erfenis
In de periode na 500 voor Christus sloeg de zee gaten in de Zeeuwse gesloten kust. De zandtoevoer werd minder, dus de zee kreeg vrij spel. Naast deze inbreuken op de kust staat deze periode in het teken van een andere invasie: die van de Romeinen.
Rond 50 na Christus werden de boeren in Zuid-Nederland verrast door de goed getrainde beroepssoldaten van het Romeinse leger. De Romeinen werden zo 400 jaar lang de baas over Zuid-Nederland en zorgden voor grote veranderingen in ons landschap. Ze legden een uitgebreid wegennetwerk aan, groeven kanalen en legden dammen en dijken aan. Ook ontgonnen ze delen van het veen. En ze kapten hout om een reeks forten langs de Rijn te bouwen. De noordelijke grens van het Romeinse rijk – de Limes – volgde de Rijn.
Rond deze forten ontstonden dorpjes. Twee van die dorpjes kregen stadsrechten. De grootste Romeinse stad Noviomagus (Nijmegen) had zo’n 4000 inwoners en Forum Hadriani (Voorburg) zo’n 1000 inwoners. Zo werden deze twee Romeinse steden de eerste steden van Nederland.
Op de kaart van 800 voor Christus zie je dat de Romeinse bezetting diepe sporen achterliet in het Nederlandse landschap. De grootschalige Romeinse veenontginningen zorgden voor een flinke bodemdaling met catastrofale gevolgen. De veengebieden overstroomden. Ook in Noord-Nederland vonden nieuwe zee-inbraken plaats door veenontgingen.
Ook hadden in de Romeinse tijd verschillende rivieren hun loop verlegd. De nieuwe rivieren hadden nog geen hoge oevers opgebouwd en overstroomden vaak. Hierdoor vernatte het gebied. Zo ontstond de Gelderse IJssel waarschijnlijk 400 na Christus, toen de Rijn in contact kwam met een beek uit het latere IJsseldal.
In het door de Romeinen verlaten gebied namen de bevolkingsaantallen drastisch af. Twee eeuwen stonden in teken van terugval. Villa’s, grote boerenbedrijven en veel andere nederzettingen werden opgeheven. Pas na de zesde eeuw kwam de bevolkingsgroei weer op gang. In Noord-Holland gingen de eerste grootschalige veenontginningen van start. Bos maakte plaats voor de uitbreiding van de landbouw. Naast agrarische nederzettingen ontwikkelden zich ook de eerste voorstedelijke centra, zoals Deventer, Dorestad, Medemblik, Maastricht, Nijmegen en Utrecht.
De productie van ijzer is vooral in Oost-Nederland een belangrijke activiteit in de laat-Romeinse tijd. Dit leidde in deze streken tot grootschalige ontbossing. Voor de smeltovens waren namelijk grote hoeveelheden houtskool nodig.
1250-1500 na Christus: de mens maakt het landschap
Op de kaart 1250 na Christus ging de mens het landschap steeds meer naar zijn hand zetten. Vanaf de elfde eeuw gingen we de kweldergebieden langs de kust bedijken. In de rivierengebieden bedijkten we alle grote rivieren. Kleinere rivieren damden we af. Rond 1300 hadden we het grootste gedeelte van de Nederlandse kust bedijkt. Niet veel later maakten we de eerste polders: door dijken omringd land met een eigen waterhuishouding. Het overtollige water loosden we via sluisjes en later met hand- en paardenmolens en kort na 1400 met windmolens.
Het veengebied neemt ook sterk af. Hout werd schaars, dus gingen we turf (gedroogd veen) winnen als brandstof. De bevolking groeide en er was meer voedsel nodig. Daarom gingen we ook laag-West-Nederland ontginnen. De veenontgingen vonden plaats in langsgerekte parallelle stroken. Deze zijn in diverse huidige veengebieden nog herkenbaar.
De ijzerproductie ging door. Daardoor verdween er vooral op de Veluwe en in het Montferland (ten zuiden van Doetinchem) tussen de achtste en de tiende eeuw veel bos. Mede hierdoor en door de ontginningen verdween de laatste echte natuur uit Nederland. En ook de laatste grote wilde dieren als eland, edelhert en beer.
1500-2000 na Christus: de menselijke natuur krijgt vorm
In 1850 na Christus heeft Nederland ongeveer zijn huidige vorm. Veel van de toenmalige landschappen ervaren wij als ‘natuurlijk’, maar ze zijn bijna allemaal het gevolg van verregaand menselijk ingrijpen. Zo wonnen we tussen 1500 en 1850 langs de hele kust veel land. Er kwam meer ruimte om te wonen. Zo ontstond het patroon van de bestaande steden en dorpen.
In het binnenland ontgonnen we nog meer veen. In 1850 was het veengebied een stuk kleiner. De laatste grote veengebieden waren veengebieden in de Ronde Venen (tussen Amsterdam en Utrecht), Zuidoost-Groningen en in de Peel. Enkele decennia na 1850 waren de grootste veengebieden grotendeels uit Nederland verdwenen. Dit had gevolgen voor de fauna. De laatste bever werd gedood, de wolf was bijna uitgeroeid en de laatste kraanvogel werd waargenomen.
De welvaartssprong die Nederland zo’n 300 jaar geleden maakte, is duidelijk aan het landschap af te zien. Zo legde de gegoede burgerij buitenplaatsen aan als recreatieplek. Aan de exotische beplanting in die buitenplaatsen zie je onze innige band met de koloniën terug. De eerste industrielandschappen ontstaan met als bekendste voorbeeld de Zaanstreek met honderden zaag-, olie-, pel- en papiermolens. Bevolkingsgroei en toegenomen handel leidden tot meer waterwegen. Ook werden de eerste spoorlijnen aangelegd en een aantal grote kanalen voor goederentransport zoals de Zuid-Willemsvaart (1826).
Eind de 17de eeuw legden we de verdedigingslinie De Hollandse Waterlinie aan die ons beschermde tegen vijandige troepen. In 1815 wordt de Nieuwe Hollandse Waterlinie in gebruik genomen.
1850-2000: een door de mens geschapen landschap
Anno 2000 is bijna geen stukje Nederland te vinden dat niet door de mens is beïnvloed. Niet voor niets luidt het gezegde: God schiep de wereld, maar de Hollanders schiepen Holland.
Volmaakt was onze beheersing van het landschap nog niet. Een krachtige winterstorm in 1916 zorgde ervoor dat de Zuiderzeedijken in Noord-Holland bezweken. Zo ontstonden de Zuiderzeewerken: de voormalige Zuiderzee werd IJsselmeer en de Afsluitdijk werd aangelegd in 1932. De nog veel grotere watersnoodramp van 1953 leidde tot het Deltaplan: we gingen dijken verhogen, stormvloedkeringen aanleggen en kustlijnen inkorten. De gevolgen voor het landschap waren heel groot. De Zuiderzee verzoette en werd IJsselmeer met een compleet andere flora en fauna. Nog grootschaliger waren de veranderingen in Zeeland- en Zuid-Holland. Het Haringvliet, de Grevelingen en het Volkerak werden compleet afgedamd. Dit maakte van de Biesbosch een zoetwatermoeras.
Zelfs onder de grond grepen we in. Zo pasten we de grondwaterstand aan voor de landbouw. Vrijwel nergens in Nederland is nog sprake van een natuurlijke grondwaterhuishouding. Ook veranderde het aanzien van het platteland ingrijpend, met name na 1945. De bedrijfsvoering werd steeds grootschaliger. Ruilverkavelingsprojecten veranderden grote delen van het Nederlandse landschap soms onherkenbaar. De wilde akkerflora nam af door bestrijdingsmiddelen, kunstmest en kunstmatige verlaging van de grondwaterstand. Verder hebben alle nieuwe verplaatsingsmogelijkheden invloed op het landschap. De auto maakte in de 20ste eeuw zijn opmars en zorgde voor een enorme toename van het aantal wegen. Schiphol werd in de Haarlemmermeerpolder een van de grootste luchthavens van Europa.
We zien aan de bruine plekken op de kaart wat er nog over is van ons veengebied: niet veel. Deze plekken worden nu voor een groot deel als natuurgebied beheerd. De Nederlandse bevolking groeide krachtig: van bijna 5 miljoen mensen rond 1900 tot bijna 16 miljoen mensen in 2000. Op de kaart is dan ook een eveneens explosieve groei van aantal steden en dorpen te zien. Wat eens een getijdengebied was, is nu de Randstad. En daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze reis.
Ga eropuit ín en mét de Atlas!
De door de mens gemaakte natuur roept in de twintigste eeuw een tegenbeweging op. Het gaat niet meer om veranderen in ons eigen voordeel, maar de focus ligt nu op behouden van en koesteren wat we nog hebben. Daarom hebben wij bij de Atlas veel kaarten binnen het gloednieuwe thema Eropuit die hierop focussen. Ben je benieuwd naar wáár precies in Nederland hunebedden en grafheuvels zijn? Of monumentale bomen en Rijksmonumenten? Wil je weten wat je kunt ontdekken in het Nederlandse landschap, en waar je kan ontspannen en bewegen? Of wil je achtergrondkennis en tips? Kijk dan op de nieuwe themapagina van Eropuit!
Meer informatie
Ben je nieuwsgierig geworden naar Nederland in het Holoceen? Kijk dan eens op een van onderstaande links:
- Nemo Kennislink: Holland in het Holoceen.
- Zelf de Atlas in het Holoceen lezen? Kijk hier: Atlas van Nederland in het Holoceen.
- Geologie van Nederland: Nederland in het Holoceen.
- Bodemdaling in het kustfundament en de getijdenbekkens door geologische processen en menselijke activiteiten.
Kaartmateriaal en bron voor dit artikel: Atlas van Nederland in het Holoceen
Foto's: Pure Budget; Fryslan0109